“Ben jíj christelijk?!”
Zie ik haar denken, de moeder van het meisje waar mijn zoon verliefd op is. Ze probeert haar gezicht in de plooi te houden. En ik vul in wat ze denkt. Ik zie een mengeling van verbazing, argwaan en teleurstelling. We staan op het schoolplein. Het is weer zo’n awkward moment. Durf ik haar iets te vertellen over mijn diepste zelf?
Ook op andere plekken zie ik die blik regelmatig. Als één van de spelers van de toneelgroep ontdekt dat ik soms naar de kerk ga. Of als er op een verjaardagsfeestje ineens een blog van mij voorbij komt zeilen in het gesprek (Bedankt, Rein). Ze kijken me dan aan alsof ze hierheen gelokt zijn om bekeerd te worden: met open ogen het hol van de leeuw in.
Verbazing, argwaan, teleurstelling
In de drievoudige blik lees ik; verbazing: “Jíj hoort dus niet bij onze groep vrijdenkende, creatieve mensen! Je gelooft in God en Jezus, hoe wereldvreemd is dát?”, en argwaan: “Christenen willen anderen bekeren en hier ben ik echt niet van gediend!”, en teleurstelling: “De kerk dwingt mensen tot bepaalde gedachten, jij conformeert je, bah.”
Bekeren is niks voor mij
Ik leer steeds beter om mezelf te blijven, hoewel het spannend blijft. Het enige wat ik kan doen is mijn eigen verhaal vertellen en de rest bij de ander laten. Bekeren is niks voor mij. Maar ik kan me dan plots zo naakt voelen.
Mijn weg is zoekend, vragend, open
Want het is voor mij iets wezenlijks. Mijn weg is zoekend, vragend, open. Ik leer op mijn weg over compassie, over dat elk mens er mag zijn, over de Liefde, over vergeving. Ik danste en zong mijn belijdenis: “De liefde die ik heb geleefd zijt Gij. De droom die ik geweten hebt, zijt Gij. Van u de stilte die na woorden komt. Van u de zeeën en de dorst naar u.” (Oosterhuis)
Ik wil niet in een hokje waar ik niet in pas
Er zijn wel eens uitzonderingen. Mensen die nieuwsgierig zijn, geïnteresseerd. Maar als daar de drievoudige blik weer is, denk ik, was het onderwerp maar niet langs gekomen. Ik wil dan de vooroordelen uit de lucht te krijgen. Omdat ik niet in een vervelend hokje wil, waar ik niet in pas. Maar soms heb ik geen zin om mezelf te verdedigen.
Op het schoolplein zuchten we beiden opgelucht als we worden onderbroken door een krijsend kind. Ze komt er niet meer op terug. Ach, ik hoef niet elke dag in mijn nakie te staan.
Herken jij de blik van anderen als je zegt dat je christen bent of in God gelooft?
Hoe ga jij hiermee om?
Mar
Ik maak er soms een grapje van en zeg dat ik een echt heilig boontje ben
5 maart 2020Priscilla
Toen ik me realiseerde dat ik meer gaf om de mening van mensen dan die van de Levende God, ben ik gaan bidden om moed door de kracht van de Heilige Geest en ben ik volwassen geworden als Christen door me dagelijks te verdiepen in de Bijbel. Nu bid ik om kansen om mensen het evangelie te vertellen en word ik enthousiast als ik word gevraagd naar mijn geloof. We geloven tenslotte allemaal ergens in; de een in God, de ander in toeval. Ik vertel graag waarom ik niet in toeval geloof en wel in de God van de Bijbel. Ik probeer niet te bekeren, dat kun je niet zelf, maar bid er wel voor dat hun ogen open zullen gaan voor de Waarheid.
7 maart 2020Gabriëlle Kleinpenning
Tot op bepaalde hoogte herkenbaar. Ik denk dat hoe dieper mijn geloof geworteld is, ik minder gevoelig ben geworden voor ondermijnende reacties. Niet ONgevoelig. Ik draag iets uit van: God is Mijn Leven en Wie ben Jij om daar kritiek op te hebben? Mss zelfs iets van… en waag het ook niet.Ik ga dat ook niet verdedigen. Zij het hunne en ik het mijne. En misschien wordt ooit het mijne het hunne. ☝
8 maart 2020finhaga
Voor de vraag gesteld, geef ik duidelijk aan, dat ik in GOD en Christus “geloof”*. Dit ondanks de volgens de overgrote meerderheid aangehangen, voor hen overtuigende evolutieleer van Charles Darwin en andere evolutionisten.
9 maart 2020Als men daarvoor openstaat geef ik aan waarom. Kennelijk echter heeft men daar geen behoefte aan, want bij de beantwoording met “ja” of “nee” blijft het meestal. De ander laat ik in zijn/haar waarde, al heb ik het daar enigszins moeilijk mee. Ik breng mijn overtuiging, probeer niet te “bekeren” en beschadig daarmee niet mijn relatie. De ander mag van mij denken wat hij/zij wil. Ondanks vele ongelovigen op mijn werk in de psychiatrie, hing bij mij dan ook een klein, maar duidelijk kruis aan de muur van mijn kamer.
………………………………………………………………..
* “geloof” omdat ik behoor tot hen met een “Bijna Dood Ervaring” (1977)! Ik realiseer mij goed hoe moeilijk het voor anderen is te (blijven) geloven.